In het derde kwartaal van 2009 lagen de cao-lonen 2,4 procent hoger dan een jaar eerder. Deze stijging is duidelijk lager dan in de eerste twee kwartalen, toen de toename van cao-lonen nog achtereenvolgens 3,7 en 3,0 procent bedroeg.
Recessie van invloed op nieuwe cao’s
De effecten van de economische crisis komen steeds meer tot uiting in de cao-lonen. Bij nieuw af te sluiten cao’s worden nog wel looneisen gesteld, maar de uitkomsten zijn gematigder. De cao-loonstijging in het derde kwartaal had voor een kwart betrekking op dit jaar afgesloten cao’s.
Grootste stijging in gezondheids- en welzijnszorg
De lonen in de gezondheids- en welzijnszorg zijn in het derde kwartaal met 3,5 procent het meest gestegen. In de bouwnijverheid en de horeca was de loonstijging met 3,0 procent ook meer dan gemiddeld. De horeca was in de voorgaande vijf jaar juist de bedrijfstak met de laagste loonstijging. De relatief hoge loonstijging bij deze bedrijfstakken komt voornamelijk door loonafspraken in cao’s die al vóór 2009 zijn afgesloten.
De bedrijfstak energie- en waterleidingbedrijven had daarentegen met 0,8 procent de laagste loonstijging. Een belangrijke cao van deze bedrijfstak is recent afgesloten.
Loonkosten in de pas met cao-lonen
In het derde kwartaal namen de contractuele loonkosten met 2,5 procent toe. Deze stijging is vrijwel gelijk aan de toename van de cao-lonen.
Door de kredietcrisis is van de pensioenfondsen het belegd vermogen sterk verminderd. Eén van de belangrijkste manieren om dit te kunnen herstellen is het doorvoeren van een hogere pensioenpremie. Tot nu toe hebben echter alleen het ABP en enkele kleinere pensioenfondsen hun premies verhoogd. Deze tussentijdse verhogingen hebben in het derde kwartaal van 2009 een beperkte invloed op de contractuele loonkosten.