De crisisheffing is niet in strijd met de wet en dus was deze pseudo-eindheffing die het kabinet ophaalde in 2012, 2013 en 2014 gerechtvaardigd. De discussie tussen werkgevers en de politiek werd onlangs beëindigd met een uitspraak door de Hoge Raad.
Eerder schreef Salure meerdere malen over de crisisheffing en de verlenging daarvan. Werkgevers uitten hun onvrede door naar de rechter te stappen. De wet zou in strijd zijn met het internationale verdrag van mens- en burgerrecht.
Werkgevers moesten door de invoering van de heffing, 16 procent over het jaarinkomen van hun werkgevers betalen die boven de € 150.000 verdienden. Dit was één van de maatregelen om het begrotingstekort terug te dringen.
Terugwerkende kracht
Met name het punt dat de crisisheffing met terugwerkende kracht werd ingevoerd, zou een argument zijn waarmee de werkgevers in het gelijk zouden worden gesteld. Deze manier van naheffing zou namelijk in strijd zijn met het internationale eigendomsrecht. Hierin staat dat men recht heeft op ´het ongestoord genot van zijn eigendom´. De werkgevers zouden geen tijd hebben gehad om de crisisheffing in te calculeren, omdat deze met terugwerkende kracht werd ingevoerd. Dit zou hen financieel nadeel opleveren.
Eerst oordeelde de Haagse rechtbank en nu uiteindelijk ook de Hoge Raad anders. Vanwege de destijds ernstige begrotingsproblemen waren er volgens het rechtscollege voldoende redenen aanwezig om de crisisheffing door te zetten.